Hoe moet het verder met De Brink en De Beckart?

EERDE/NIJNSEL – Gemeenschapshuizen zijn belangrijk voor de leefbaarheid van de kleine kernen. Maar het beheer van deze gemeenschapshuizen is soms ook erg kwetsbaar. In Nijnsel ontstond grote commotie over de commerciële activiteiten van de huidige uitbater. Een aantal verenigingen besloot daarom om te verkassen naar De Brink in Eerde. Daar ontstond een acuut probleem toen de beheerder aangaf om gezondheidsredenen per 1 november te stoppen.

De Brink is een bloeiend gemeenschapshuis, dankzij de inzet van de (betaalde) beheerder en de inzet van vele vrijwilligers. Die combinatie werkt goed, zo is in de loop der jaren bewezen. In Nijnsel stelde de huidige uitbater dat commerciële activiteiten voor hem broodnodig zijn om financieel het hoofd boven water te houden. Hoe kan het dat dit bij De Brink niet nodig is?

Slimme organisatie
Het antwoord is behoorlijk complex, maar heeft vooral te maken met de goedgevulde agenda van De Brink. “We kunnen alleen financieel rondkomen door een slimme organisatie met een beheerder en vrijwilligers. Daarnaast is ook noodzakelijk om samen met de gebruikers uit Eerde het wekelijkse gebruik te optimaliseren en bijeenkomsten en evenementen te organiseren,” stelt Edward de Gier, voorzitter van gemeenschapshuis De Brink. Dat lukt goed, want De Brink faciliteert veel verschillende activiteiten: van optredens van korten tot carnavalsfestiviteiten en het wekelijkse biljarten. Daarnaast organiseer De Brink drie grote evenementen per jaar, binnen de gestelde regels voor gemeenschapshuizen. Op deze manier komt De Brink tot de juiste verhouding van kosten en opbrengsten."

Uitdaging
Bij De Beckart in Nijnsel lag er de uitdaging om een financieel haalbare oplossing te vinden voor het beheer vanaf 2022. Commercieel uitbaten mag niet. Daarom wordt het gemeenschapshuis vanaf 1 januari 100% beheerd door vrijwilligers. De Brink zoekt juist met spoed een beheerder die op de loonlijst komt. Met voldoende huurders en activiteiten is dat financieel mogelijk, heeft De Brink zelf ervaren. Toch maakt Edward de Gier een belangrijke kanttekening. “Een gemeenschapshuis moet activiteiten vanuit het dorp faciliteren. Dat is moeilijk in een veranderende samenleving waar georganiseerd sporten of muziek maken of, gezamenlijk een feest vieren, zoals carnaval, onder druk staat.”




Samen om de tafel
De Brink is net als De Beckart overtuigd dat een gemeenschapshuis wezenlijk bijdraagt aan de leefbaarheid van de kleine kernen. Maar het is ook duidelijk dat het een uitdaging is om die maatschappelijke functie financieel mogelijk te maken. Er moeten voldoende vrijwilligers en huurders zijn om dit mogelijk te maken. Edward de Gier zou het een goede zaak vinden als de gemeenschapshuizen samen met de gemeente kijken naar de veranderende opdracht van de gemeenschapshuizen. “Wanneer het gaat om een gemeenschapshuis, een plek die bereikbaar moet zijn voor iedereen en waar je samen dingen moet kunnen organiseren, dan kun je dit niet commercieel maken. Op dat moment wordt dat leidend en ontstaat er een financiële drempel om iets te kunnen organiseren. Het wordt dan moeilijk te onderscheiden wat commercieel is en wat voor de gemeenschap. De meeste gemeenschapshuizen in de gemeente zijn eigendom van de gemeenten. Zij huren het pand van de gemeente en krijgen daartegenover subsidie. Het blijft dan wel zaak dat het gemeenschapshuis zelf via maatschappelijk ondernemen voldoende inkomsten genereert om rond te komen. Ik vind dit een uitdagende opdracht, maar het is zeker mogelijk. Wel zou het goed zijn om gezamenlijk te kijken naar onze veranderende opdracht, hoe we die kunnen invullen en of daar een ander vorm van subsidie bij hoort. “